e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleien flikflooien: E kan flikfloejen (Meeswijk) Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlekziekte plekkenvuur: plękǝvȳr (Meeswijk) Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.] I-12
vleugel vleugel: vlø̄əgəl (Meeswijk) vleugel III-4-1
vleugels in de wanmolen taupen: tęi̯.pǝ (Meeswijk) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegennet vliegennet: vlēgǝnęt (Meeswijk) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vlieger vlieger: Syn. WINDVOGEL.  vlēgər (Meeswijk), windvogel: wen`t`fōəgəl (Meeswijk) Vlieger: 3. Kinderspeelgoed. || Windvogel: Vlieger (kinderspeelgoed). III-3-2
vliegtuig vlieger: vlēgər (Meeswijk), vlieger (Meeswijk) het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)] || vliegtuig III-3-1
vliegveld vliegplein: vliegplein (Meeswijk) het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)] III-3-1
vlier heulenteul: gecombineerd met ZND 8 055, idem  eulenteul (Meeswijk), sambucus nigra  ’ø̄əlntø̄əl (Meeswijk) vlierboom || vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] III-4-3
vlinder pepel: pipəl (Meeswijk) vlinder III-4-2