24408 |
wezel |
wezel:
wizəl (L424p Meeswijk)
|
wezel
III-4-2
|
33300 |
wieden, algemeen |
geden:
gē̜i̯ǝ (L424p Meeswijk)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
19969 |
wieg |
wieg:
weech (L424p Meeswijk)
|
wieg
III-2-2
|
34574 |
wiel |
rad:
rā.t (L424p Meeswijk),
meervoud
rāi̯.ǝr (L424p Meeswijk)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
31573 |
wielband |
karbeslag:
karbǝslā.x (L424p Meeswijk),
karreep:
karręj.p (L424p Meeswijk),
karręjp (L424p Meeswijk)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
22412 |
wielerwedstrijd |
koers:
kurs (L424p Meeswijk)
|
Koers: Wedren van fietsen, paarden.
III-3-2
|
24276 |
wielewaal |
goudmelder:
—mulder?; IPA; omgesp.
goutmēldər (L424p Meeswijk),
goudmulder:
oriolus
goͅu̯tmøͅldər (L424p Meeswijk),
wielewaal:
wiləwāl (L424p Meeswijk)
|
wielewaal || wielewaal (24 schuwe zomervogel in boomkruinen; man prachtig geelzwart, prachtig gevlochten nest; opvallende roep [duu-de-luo] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18152 |
wijdbeens lopen |
lopen wie ene die in zijn broek gescheten heeft:
loupe wie eine dè in z`n brook gescheten èt (L424p Meeswijk)
|
lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
caban (fr.):
kabōͅ (L424p Meeswijk)
|
regenjas
III-1-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wī.n (L424p Meeswijk)
|
bekende drank uit druivensap, wijn
III-2-3
|