31464 |
bolhamer |
bolhamer:
bǫlāmǝr (L424p Meeswijk)
|
In het algemeen een hamer met één of twee bolronde koppen. Zie ook afb. 161. De hamer wordt gebruikt bij het uitdrijven, het bol of wijder maken van de buitenwijdte van een werkstuk door met een (bol)hamer van binnen naar buiten te slaan. Zie ook het lemma "drijven". Het woordtype bolhamer kon in L 210, L 246, L 266 en L 291 ook worden gebruikt voor een hamer met een bolvormige en een halfbolvormige kop. [N 33, 57; N 33, 67; N 64, 39c; N 64, 39i; N 64, 40b-c; N 66, 6i; N 66, 7b-c]
II-11
|
17605 |
bolle wangen |
dikke wangen:
dikke wange (L424p Meeswijk),
opgeblazen wangen:
opgeblaoze wange (L424p Meeswijk)
|
wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32326 |
bom, spon |
spon:
spon (L424p Meeswijk)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
24125 |
bonte specht, specht |
bonte specht:
bonte spech (L424p Meeswijk),
bontə spɛx (L424p Meeswijk),
eksterspecht:
dendrocopus minor comminutus (kleine)
ēͅstərspɛx (L424p Meeswijk),
specht:
spɛx (L424p Meeswijk)
|
specht || specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] || specht, bonte —
III-4-1
|
18297 |
bontkraag |
pels:
peͅls (L424p Meeswijk)
|
pelskraag
III-1-3
|
25019 |
bonzen |
bonzen:
bonzen (L424p Meeswijk)
|
hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22552 |
boog |
boog:
Met boog en pijl spelen.
bōͅch (L424p Meeswijk),
flitsboog:
Dorren: flitsbaog.
fledzbōͅch (L424p Meeswijk)
|
Boog: 1. Schiettuig. || Flitsboog: handboog.
III-3-2
|
22464 |
boogschuttersgilde |
schutten (mv.):
Mv.: ß$t\\rej\\.
šøͅtə (L424p Meeswijk)
|
Schutten: schietvereniging, schutterij.
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
boͅym (L424p Meeswijk)
|
boom
III-4-3
|
24126 |
boomklever |
boomlopertje:
sitta caesia; zelfde naam als de boomkruiper (certhia brahydactyla)
boͅumløͅypərkə (L424p Meeswijk)
|
boomklever
III-4-1
|