23144 |
zeugjagen |
zeugjagen:
(Arch.) Sub zoog.
zoog jagen (L424p Meeswijk)
|
Spel waarbij alle spelers, die bij een kuiltje staan, voorzien zijn van een stok. De zooghouder zal de zoog (steen of houten blokje) in het kuiltje van een der medespelers trachten te krijgen.
III-3-2
|
19154 |
zeuren, zaniken |
zauwelen?:
zàwələ (L424p Meeswijk)
|
zaniken
III-1-4
|
19718 |
zeven |
zeven:
zēͅvə (L424p Meeswijk)
|
ziften, zeven
III-2-1
|
33146 |
zeven met de handzeef |
zeven:
zē̜vǝ (L424p Meeswijk)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
18581 |
zich aankleden |
aandoen:
ā.ndūn (L424p Meeswijk),
aantrekken:
ā:ntrekə (L424p Meeswijk),
kleden:
kleͅjə (L424p Meeswijk)
|
(van kledingstukken) aandoen || aan het lichaam doen, aantrekken || kleden: zich kleren aantrekken
III-1-3
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
(zich) klatsen:
klatsǝ (L424p Meeswijk),
doortreden:
doortreden (L424p Meeswijk)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|
17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
üs spooien (L424p Meeswijk)
|
Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
zich strang melken:
mølǝk ˲sex straŋ (L424p Meeswijk)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wendelen:
wīndǝlǝ (L424p Meeswijk),
(zich) wentelen:
węi̯njšǝlǝ (L424p Meeswijk)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
zich zjəneerə (L424p Meeswijk)
|
zich schamen
III-1-4
|