e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zweren, etteren zweren: dij wŏn geit zwijeren (Meeswijk) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛ.rǝm (Meeswijk) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels vlucht: vlø͂ͅx (Meeswijk), zwerm: van vogels, sprinkhanen, enz.  zwɛ.rəm (Meeswijk) vlucht vogels || zwerm III-4-1
zwermen zwermen: zwɛrmǝ (Meeswijk) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwezerik soepieten: səpitə (Meeswijk) kalfszwezerikken III-2-3
zwijmelen schravelaar: šrāvǝlē̜r (Meeswijk  [(schravelend paard)]  ) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwoegen moren: maorə (Meeswijk) zwoegen, hard werken III-1-4
zwoord zwaard: zwārs (Meeswijk), Verklw. zw€?sk\\  zwā‧s (Meeswijk) zwoerd [Goossens 1b (1960)] || zwoerd van het spek III-2-3