e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambessen bramerten: brō.mǝrtǝ (Meeswijk) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper bramenvogeltje: briəməvø̄əgəlkə (Meeswijk) braamsluiper III-4-1
braden braden: brōəjə (Meeswijk, ... ) braden || op het vuur met vet gaar maken III-2-3
braken kalven: kawve (Meeswijk), kotsen: kotse (Meeswijk), koͅtsə (Meeswijk), overgeven: euvergieve (Meeswijk), əvərgēvə (Meeswijk), spijen: spejə (Meeswijk), spijə (Meeswijk) overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
brandewijn brandewijn: brandawīn (Meeswijk) brandewijn III-2-3
brandhout knabben: knabə (Meeswijk), vinkelhout: vunkelout (Meeswijk), vonkelhout: vøŋkəloͅu̯t (Meeswijk) [Lk 02 (1953)]fijn hout waarmee men de stoof aansteekt || stukken brandhout I-7, III-2-1
brandnetel netel: niĕtel (Meeswijk), nītǝl (Meeswijk), nittel: urtica  nitəl (Meeswijk) (brand)netel [ZND 01 (1922)] || brandnetel || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5, III-4-3
brandslang darm: darm (Meeswijk) de buis van soepele stof waardoor het water van een brandspuit geleid wordt [ader, darm] [N 90 (1982)] III-3-1
brandstof ovenheetsel: ōəvəneͅi̯tsəl (Meeswijk) brandstof, hoofdzakelijk hout om de oven te stoken III-2-1
brasem brasem: abramis brama  briəsəm (Meeswijk) brasem III-4-2