e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bronstig breustig: brø̄ǝ.ste ̝x (Meeswijk), brø̄ǝstǝx (Meeswijk) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen tochtig (zijn): tø̄xtǝx sīn (Meeswijk) [N 3A, 9b] I-11
bronstig, van merries ros(se)tig: rø̜stex (Meeswijk) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: broeəd (Meeswijk), bruət (Meeswijk) (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood III-2-3
brood uit de oven halen uithalen: ūtōlǝn (Meeswijk) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
broodje pistolet: pəstəlē (Meeswijk) langwerpig broodje, pistolet III-2-3
broodpap knoddelenpap: knødələpap (Meeswijk) pap met brokken brood erin III-2-3
bros, breekbaar sprok: sprok (Meeswijk) hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)] III-4-4
bruid bruid: brōēt (Meeswijk) bruid III-2-2
bruiloft bruiloft: brŏĕlóf (Meeswijk) trouwfeest III-2-2