33926 |
de staart couperen |
zwensen:
zwęnsǝ (L424p Meeswijk)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
34273 |
de stal uitmesten |
uitmesten:
ū.tmęstǝ (L424p Meeswijk)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
19640 |
de was blauwen |
blauwselen:
blɛi̯tsələ (L424p Meeswijk)
|
blauwselen
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
was:
was (L424p Meeswijk)
|
het wassen
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
besprenkelen:
bəspreͅŋkələ (L424p Meeswijk)
|
bevochtigen voor het strijken
III-2-1
|
19643 |
de was stijfselen |
stijven:
stivə (L424p Meeswijk)
|
met stijfsel stijf maken, stijfselen
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
drijven:
dri.vǝ (L424p Meeswijk),
leiden:
lęi̯.ǝ (L424p Meeswijk)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20808 |
deeg |
beslag:
bəslāx (L424p Meeswijk)
|
beslag
III-2-3
|
19030 |
deftig |
deftig:
déftəch (L424p Meeswijk)
|
voornaam,.vb.deftige manieren
III-1-4
|
34060 |
dekbare vaars |
rind:
rɛnjtj (L424p Meeswijk)
|
Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21]
I-11
|