e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterklauw achterklauw: axtǝrklaw (Meeswijk) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterknie hees: īǝs (Meeswijk) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achterste keerstrook bovenste voordel: bø̄vǝstǝ [voordel] (Meeswijk) De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5] I-1
achteruit terug-op: tryk˱ op (Meeswijk) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruittrappen slaan: slōǝn (Meeswijk), slūǝ.n (Meeswijk) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterste hoofdbred: ɛxtǝrsten ø̜i̯t˱brīǝ.t (Meeswijk), hoofdbred: øi̯t˱brēt (Meeswijk), karbred: karbrēt (Meeswijk) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerk bodem: bojem (Meeswijk), kont: kont (Meeswijk), vot: vot (Meeswijk) deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] III-1-1
adamsappel adamsappel: adamsappel (Meeswijk) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
advokaat advokaat: aəvəkōͅt (Meeswijk) eigele, dikvloeibare drank; advokaat III-2-3
afdingen tentelen: tentjelen [teͅn`t`ələ} (Meeswijk) afdingen III-3-1