34100 |
achterklauw |
achterklauw:
axtǝrklaw (L424p Meeswijk)
|
Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c]
I-11
|
33802 |
achterknie |
hees:
īǝs (L424p Meeswijk)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
32741 |
achterste keerstrook |
bovenste voordel:
bø̄vǝstǝ [voordel] (L424p Meeswijk)
|
De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5]
I-1
|
19445 |
achteruit |
terug-op:
tryk˱ op (L424p Meeswijk)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
33854 |
achteruittrappen |
slaan:
slōǝn (L424p Meeswijk),
slūǝ.n (L424p Meeswijk)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
34584 |
achterwand |
achterste hoofdbred:
ɛxtǝrsten ø̜i̯t˱brīǝ.t (L424p Meeswijk),
hoofdbred:
øi̯t˱brēt (L424p Meeswijk),
karbred:
karbrēt (L424p Meeswijk)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
bodem:
bojem (L424p Meeswijk),
kont:
kont (L424p Meeswijk),
vot:
vot (L424p Meeswijk)
|
deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (L424p Meeswijk)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21027 |
advokaat |
advokaat:
aəvəkōͅt (L424p Meeswijk)
|
eigele, dikvloeibare drank; advokaat
III-2-3
|
21448 |
afdingen |
tentelen:
tentjelen [teͅn`t`ələ} (L424p Meeswijk)
|
afdingen
III-3-1
|