30800 |
flank |
flank:
flā.ŋk (L424p Meeswijk)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
19034 |
flatteus; flatterend gekleed zijn |
pareren:
cf. fr. "parer"(goed staan, er mooi uitzien)
pàreerə (L424p Meeswijk)
|
mooi uitzien, goed staan
III-1-4
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (L424p Meeswijk)
|
niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
19288 |
flikflooien |
flikflooien:
ook materiaal znd 23, 55
flikfloejen (L424p Meeswijk)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18912 |
flink; flinke persoon |
duchtig:
duchtəch (L424p Meeswijk),
force:
afl. "forceren"; "nu de mannen er allemaal zijn gaat het werk force vooruit
fòi rs (L424p Meeswijk)
|
flink, krachtig || flink, struis
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (L424p Meeswijk)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
fluimen:
fluume (L424p Meeswijk),
uitgooien:
oetgoeie (L424p Meeswijk)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L424p Meeswijk)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
’n floere brook (L424p Meeswijk)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vø̄ǝ.lesmēǝ.r (L424p Meeswijk)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|