e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geluid van naderend onweer rommelen: rommelen (Meeswijk) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] III-4-4
geluk chance (fr.): sjao.s (Meeswijk), geluk: gelek (Meeswijk), gəluk (Meeswijk) Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)] || geluk III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben gelukzak: gəlukzak (Meeswijk) gelukzak III-1-4
gemak gemak: gəmaa.k (Meeswijk), ook ZND 23, 076  gemaak (Meeswijk) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: gəmakkelijk (Meeswijk), ook materiaal znd 23, 77  gemijekelijk (Meeswijk) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemaskerd persoon vastelavondsgek: vastəlōͅvəs-cheͅk (Meeswijk) Vastelavondsgek: verklede, vermomde op vastenavond. III-3-2
gemeen gemeen: gəméin (Meeswijk), ook materiaal znd 23, 79  gemein (Meeswijk) gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] || gemeen, laag III-1-4
gemeente gemeente: gemeinte (Meeswijk) gemeente [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemeentebelasting gemeentebelasting: gemeentebelastingen (Meeswijk) de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)] III-3-1
gemeentehuis gemeentehuis: gemeintenūs (Meeswijk) gemeentehuis [ZND 24 (1937)] III-3-1