25188 |
geluid van naderend onweer |
rommelen:
rommelen (L424p Meeswijk)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19099 |
geluk |
chance (fr.):
sjao.s (L424p Meeswijk),
geluk:
gelek (L424p Meeswijk),
gəluk (L424p Meeswijk)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)] || geluk
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
gelukzak:
gəlukzak (L424p Meeswijk)
|
gelukzak
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
gəmaa.k (L424p Meeswijk),
ook ZND 23, 076
gemaak (L424p Meeswijk)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gəmakkelijk (L424p Meeswijk),
ook materiaal znd 23, 77
gemijekelijk (L424p Meeswijk)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondsgek:
vastəlōͅvəs-cheͅk (L424p Meeswijk)
|
Vastelavondsgek: verklede, vermomde op vastenavond.
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gəméin (L424p Meeswijk),
ook materiaal znd 23, 79
gemein (L424p Meeswijk)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] || gemeen, laag
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeinte (L424p Meeswijk)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeentebelasting:
gemeentebelastingen (L424p Meeswijk)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gemeintenūs (L424p Meeswijk)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|