21705 |
gemeentesecretaris |
secretaris:
secretaris (L424p Meeswijk)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
prij:
prej (L424p Meeswijk),
serpent:
sərpént (L424p Meeswijk),
tang:
tàng (L424p Meeswijk)
|
boosaardig wijf || kwaadaardige vrouw || kwwadaardige vrouw
III-1-4
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsduur:
prī.s˱dø̄r (L424p Meeswijk),
prijsstier:
prī.sstīr (L424p Meeswijk)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
18939 |
gereed |
gereed:
gəréət (L424p Meeswijk)
|
klaar, vaardig
III-1-4
|
25066 |
gering aantal, een paar |
paar:
paar (L424p Meeswijk)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32979 |
gerst |
gerst:
gi̯ęs (L424p Meeswijk),
gīǝ.st (L424p Meeswijk)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerstebier:
giestebeer (L424p Meeswijk)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
21595 |
geschiedenis |
vertelsertje:
e vertelserke vertellen (L424p Meeswijk)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
poppen:
cf. VD s.v. "poppen"2 (gew. of veroud.) seksuele omgang hebben
póppə (L424p Meeswijk)
|
sexuele omgang hebben
III-2-2
|
33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemecht:
gǝmɛx (L424p Meeswijk)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|