e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
alpinomuts alpin (fr.): alpē (Meeswijk) alpenmuts III-1-3
alsem els: artemisia absinthum  ‧ēͅls (Meeswijk) alsem III-4-3
alver abel: cyprinus alburnus  au̯bəl (Meeswijk) alver (vis) III-4-2
andijvie andijvie: an’divi (Meeswijk) andijvie I-7
angel angel: a.ŋǝl (Meeswijk) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angst floep: flŏĕp (Meeswijk), schrik: sjrik (Meeswijk) angst || angst, vrees III-1-4
anjelier giroffel: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  zjiroffel (Meeswijk) Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) geroffel: -  zirofəl (Meeswijk), groffiaat: dianthus caryophyllus  groͅfə’jōͅt (Meeswijk) anjelier || tuinanjer III-2-1
appel, overige soorten appel: apəl (Meeswijk) appel I-7
appelbol krollemol: kroͅləmoͅl (Meeswijk) een met tarwedeeg omklede en gebakken appel III-2-3