e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
appelmoes appelenprots: apələprotš (Meeswijk), compte: kompoͅt (Meeswijk), prots: protš (Meeswijk) appelmoes || appelspijs || compote,appelmoes, vruchtenmoes III-2-3
appeltaartje toeslagje: towslēͅxskə (Meeswijk) gebak bestaande uit een omgeslagen deeglaag met fruit ertussen III-2-3
appelvink appelvink: appelvijnk (Meeswijk), coccothranstes vulgaris  apəlveͅŋk (Meeswijk) appelvink || appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)] III-4-1
are, maat van 100 m2 are: are (Meeswijk) de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)] III-4-4
aren lezen oogsten: ǫu̯stǝ (Meeswijk) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Meeswijk) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armband bracelet (fr.): brazəleͅt (Meeswijk) armband III-1-3
armvol armvol: armvol (Meeswijk), eͅrvəl (Meeswijk) de hoeveelheid die men met de armen kan omvatten [armvol, elver, ervel, speet] [N 91 (1982)] || ervel, armvol III-4-4
arresteren arresteren (<fr.): arresteren (Meeswijk) iemand in hechtenis nemen [bekommeren, arresteren] [N 90 (1982)] III-3-1
as, spil van de rol welpin: wɛlpen (Meeswijk) De in dit lemma verenigde termen betreffen ofwel (elk van) de twee, als as fungerende pinnen in de uiteinden van de houten rol, ofwel de as van de ijzeren paarderol. [JG 1a; JG 1b add.; N 11A, 184e; monogr.] I-2