e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: p (Meeswijk), üep (Meeswijk) heup [N 10b (1961)] III-1-1
hevige slag klavats: klawats (Meeswijk) een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] III-4-4
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): kontərfōr (Meeswijk) rechtopstaand hielstuk in een schoen uit stijf leer III-1-3
hijgen kuimen: ky.mǝn (Meeswijk) [JG 1a, 1b] I-11
hik hik: den ik (Meeswijk), dən ek (Meeswijk), hikkop: den ikop (Meeswijk) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelblokje hinkesteen: èŋkəstèin (Meeswijk) Hinkesteen: Hinkelblokje. III-3-2
hinkelen hinken: èŋkə (Meeswijk) Hinken: 2. (Kinderspel) op één been voo[r]tspringen. III-3-2
hinkelperk hinkebaan: èŋkəbān (Meeswijk) Hinkebaan: Hinkelbaan. III-3-2
hinniken hummeren: ømǝrǝ (Meeswijk) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hobbelpaard schokkelpaard: Ss. sub schommel.  schoggelpaard (Meeswijk) [Schommelpaard]. III-3-2