e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote knikker dikke huif: dikke hieve (Meeuwen) Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] III-3-2
grote ruzie? bal: bal (Meeuwen), herrie: herrie (Meeuwen) een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)] III-3-1
grove stem grove stem: ein grōͅvə stĕm (Meeuwen) grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1
gruwelijk grof: xrəf (Meeuwen), schrikaanjagend: schrikaanjagend (Meeuwen) grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] III-1-4
guit pagadder: In de oorspronkelijke Sp. bet. betaalmeester, maar op onze dagen wordt het woord vooral gebruikt voor een klein kind. Ich waas doon nog zuu eine pagadder van ein paar jaar aud  pagadder (Meeuwen) snaak, guit, kwajongen III-1-4
guit, schalk snaak: snaak (Meeuwen) guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)] III-1-4
guitig farsig (< fr.): farsəx (Meeuwen), grapjas: grapjas (Meeuwen), plaagstok: plaagstok (Meeuwen) vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)] III-1-4
gulden gulden: gilde (Meeuwen), gille (Meeuwen) gulden [ZND 35 (1941)] III-3-1
gulden mis gulden mis: gildemis (Meeuwen), gille mis (Meeuwen) Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3
gulp van een broek schreursgat: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), &lt;gew.&gt; kleermaker.]  sjriejersgaat (Meeuwen, ... ) dit split [N 59 (1973)] III-1-3