e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleermaker - smaadnamen, bijnamen naaldenvamer: nǭlǝvięmǝr (Meeuwen) Scheld- of spotnamen en bijnamen voor de kleermaker. [N 59, 197c] II-7
kleermakersborstel klopborstel: klopborstel (Meeuwen) Borstel, meestal van paardenhaar, waarmee men bij het persen de wolvezels in de goede richting schuiert. In het algemeen borstelt men hiermee stof en kleren schoon. Zie afb. 20. [N 59, 32] II-7
kleermakerszit kledermakerszit: klęjǝrmākǝrszet (Meeuwen), klɛjǝrmākǝrszet (Meeuwen) Wijze van zitten van de kleermaker op de kleermakerstafel, met gekruiste benen. Zie afb. 30. [N 59, 199; monogr.] II-7
klef derf: dɛ.rəf (Meeuwen) derf: brood waarin de gist niet genoeg gewerkt heeft III-2-3
klein paard (een) tweehands (paard): twihānts (Meeuwen), ardenner: ardɛnǝr (Meeuwen), poney: po`nē (Meeuwen), tweehands paard: tweehands paard (Meeuwen) Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3] I-9
klein persoon kleine, een -: t is ne kleine (Meeuwen) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
klein stukje vlees of kaas schonkentimpje: sjònketimpke (Meeuwen) stukje of kleine hoeveelheid ham III-2-3
kleine bouwladder klein leidertje: klęj lęjǝrkǝ (Meeuwen), korte leider: kortǝ lęjǝr (Meeuwen) Kleine ladder van ongeveer 1.75 m lengte die voornamelijk wordt gebruikt voor het werk binnenshuis. [N 32, 9b; monogr.] II-9
kleine stenen leemputters: lęjmpętǝrs (Meeuwen), voorwerkers: vęrwɛrkǝrs (Meeuwen) Smalle, dunne baksteentjes. De invuller uit L 321 onderscheidt daarbij vier formaten: ɛvechtformaatɛ (21x10x4 cm), van klei; ɛwaalformaatɛ (21,5x10x5,5 cm), van klei, voor buitenwerk; ɛmaasformaatɛ (21,5x10x8,5 cm), wit, voor binnenwerk en ɛlilliputtersɛ (14,5x6,5x3,5 cm), mooi glad, voor schoorsteen en hal. In L 291 werd zoɛn kleine steen spottend ook wel een bakkersbrood (bɛk\rs˱brū\t) genoemd.' [N 30, 54a; monogr.] II-8
kleinkinderen kindskind: kindskeindsj (Meeuwen), kindskinder: keindskeiner (Meeuwen) kleinkind || kleinkinderen III-2-2