e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klimop klimop: klemoͅp (Meeuwen), wintergroen: -  wintergrien (Meeuwen) klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3
klink wip: wep (Meeuwen) Plaats op de steiger waar een uiteinde van één van de steigerplanken niet voldoende is ondersteund. Daardoor ontstaat het gevaar dat de plank opwipt wanneer men erover loopt. [N 32, 4; monogr.] II-9
klinken klinken: kliŋkə (Meeuwen) klinken: Een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawetteren). [N 84 (1981)] III-1-1
klisklezoor klampsteen: klāmpštęjn (Meeuwen), voorwerker: vē̜rwɛrkǝr (Meeuwen) Metselsteen die op zijn platte kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie afb. 28. Zie voor het woordtype papenkul ook RhWb (VI) kol. 648 s.v. ɛPfaffenk√∂llɛ: ø̄̄die H√§lfte eines der L√§nge nach gespaltenen Ziegelsteines, wobei beide H√§lften quadratische Kopffl√§chen erhalten, in der Maurerspr. Aach-Stdt.ø̄̄' [N 31, 19d; N 31, 19e; monogr.] II-8
klokhuis keets: keets (Meeuwen), kits: ke.ts (Meeuwen), keetsen (Meeuwen) kern van appelen en peren: keets || klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] || klokhuis van appel of peer I-7, III-2-3
klomp klomp: klomp (Meeuwen, ... ), klompen (Meeuwen), klômp (Meeuwen) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] || schoeisel bestaande uit een uitgehold stuk hout, houten schoen [klomp, kloon, blok, holsblok, klopper, lolleblok, sabot] [N 86 (1981)] II-12, III-1-3
klompenmaker klompenmaker: klo.mpǝmākǝr (Meeuwen) De persoon die het ambacht van klompenmaker uitoefent. [N 97, 1; monogr.] II-12
klompspijkertje klompennageltje: klompǝnē̜gǝlkǝ (Meeuwen), tripnageltje: trepnē̜gǝlkǝ (Meeuwen) Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.] II-12
klonteren klonteren: klonteren (Meeuwen), de mélk is gehótselt  klóntere (Meeuwen) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
kloosterorde orde: `n streng orde (Meeuwen) Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)] III-3-3