e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middagdutje doen ungeren slapen: Samen of twee woorden???  inərə slo.pə (Meeuwen) middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagmaal eten: ɛ.tə (Meeuwen), middag, de -: middeg (Meeuwen), minnig (Meeuwen), De middig waas nog neet vèrig  middig (Meeuwen), middageten: 12 uur  middag(eten) (Meeuwen) het middagmaal || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || middagmaal, eten (znw.) || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)] III-2-3
middelste kegel gek: gek (Meeuwen), koning: kuning (Meeuwen) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelste rongblok pulm: pę.lǝm (Meeuwen) Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b] I-13
middelvinger middenvinger: midəviŋər (Meeuwen) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] III-1-1
middendeel van het paard pens: pɛ.ns (Meeuwen), romp: ro.mp (Meeuwen) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: domban (Meeuwen) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenrif middenrif: midərif (Meeuwen) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middelrif, middelvlies). [N 84 (1981)] III-1-1
midvoor centervoor: sentərvɛ.r (Meeuwen) Midvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
mier zeiksworm: zɛ̄əkswɛrəm (Meeuwen), zeikworm: zeîkwörm (Meeuwen) mier III-4-2