e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ogenblikje, korte tijd, eventjes eventjes: effekes (Meeuwen), poos: pys (Meeuwen) een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || even [ZND 34 (1940)] III-4-4
okkernoot noot: nuut (Meeuwen), ny(3)̄t* (Meeuwen) noot || noot, vrucht I-7
oksel oksel: oksəl (Meeuwen) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
olie boomolie: een ander woord voor olijfolie  buimulie (Meeuwen), olie: olie  y(3)̄li (Meeuwen), salade-olie: slaaiulie (Meeuwen), smout: smàwt (Meeuwen) boomolie || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] || slaolie III-2-3
oliebol smoutbol: gebakken in uit zaad geslagen olie  smautbol (Meeuwen) oliebol III-2-3
oliekoek smoutkoek: smautkook (Meeuwen) oliekoek III-2-3
oliemolen slagmolen: slā.x[molen] (Meeuwen) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
olifant olifant: y.lifânt (Meeuwen) Olifant. III-3-2
omarmen omarmen: omermə (Meeuwen) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
omboorden afboorden: āfbɛ̄rǝ (Meeuwen) Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW] II-7