e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oneerlijk behaalde winst buit: buit (Meeuwen) oneerlijk behaalde winst [buit] [N 89 (1982)] III-3-1
oneerlijk(heid) konkelfoes: konkelfoes (Meeuwen), oneerlijk: onīrlək (Meeuwen), ónīērlək (Meeuwen) liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)] || oneerlijk || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)] III-1-4
oneven, niet door twee deelbaar onpaar: onpa.r (Meeuwen) niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] III-4-4
onfatsoenlijk ongemanierd: ongemanierd (Meeuwen), vies: vies (Meeuwen) in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
ongebluste kalk klotkalk: klotkalǝk (Meeuwen) Gebrande kalk die nog niet met water is aangelengd. Schelpkalk, steenkalk en mergelkalk zijn verschillende soorten ongebluste kalk. Zie ook de toelichting bij deze lemmata. De term 'kluitkalk' wordt gebruikt voor Luikse kalk die als grondstof de Belgische hardsteen heeft (Zwiers I, pag. 591). [N 30, 29a; monogr.] II-9
ongedierte, algemeen luizen: lûs, mv. li-js (Meeuwen), maden: maaien (Meeuwen) ongedierte [ZND 40 (1942)] III-4-2
ongehoorzame jongen bengel: beͅŋəl (Meeuwen), deugniet: dēͅxnēͅt (Meeuwen) een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)] III-1-4
ongehuwd samenleven hokken: hokken (Meeuwen) samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 86 (1981)] III-2-2
ongehuwde moeder heggenweef: letterlijk volkse benaming voor ongehuwde moeder  hègkeweef (Meeuwen), stoppelweef: volkse benaming  stoppelweef (Meeuwen) haagweduwe, ongehuwde moeder || ongehuwde moeder III-2-2
ongeluk ongeluk: ongəlɛk (Meeuwen) Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)] III-1-2