e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onvast ter been (zijn) geen spoor kunnen houden (uitdr.): gien [spy(3)̄r} kunnen houden (Meeuwen) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] III-1-2
onvruchtbare grond slechte grond: slechte grond (Meeuwen) Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.] I-8
onvruchtbare koe kween: kwē̜n (Meeuwen), kwɛ̄n (Meeuwen) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui donderschoer: ein dòndersjoor (Meeuwen), hemelschoer: ein hemelsjoor (Meeuwen), onweersbijs: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  ein ònwèèrsbi-js (Meeuwen), schoer: šōͅr (Meeuwen) donderbui, onweersbui III-4-4
onwel niet goed: ne.t chu.t (Meeuwen) Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] III-1-2
onwennig (voelen) ongemakkelijk: ongəmeͅkələk (Meeuwen), onwennig: onwennig (Meeuwen) nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)] III-1-4
onzichtbaar naaien blind naaien: blent nęjǝ (Meeuwen) Naaien zonder zichtbare naden. [N 59, 70; N 62, 15c; N 59, 59] II-7
onzichtbare sluiting bedekte sluiting: bedèkte sluuting (Meeuwen), bedèkte slùuting (Meeuwen) een jas met onzichtbare sluiting [N 59 (1973)] III-1-3
ooft bakkemuizen: bakkemuuze (Meeuwen), De benamig komt van gebakken muizen(de in het bakhuis) gedroogde peren leken op de muizen die in de stallen rondliepen  bakkemûze (Meeuwen), Soorten peren: lieve vruiwe péére wituichste  bakkemĭĕs (Meeuwen), gedroogde peren: gedroogde pɛren (Meeuwen) Gedroogde peer waarvan (met meerdere exemplaren) moes gemaakt wordt waarmee taarten gevuld worden || hoe heet een appel (soms appelschijf) die platgedrukt en in de oven gedroogd is [ZND 17 (1935)] || ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)] III-2-3
ooftvlaai bakkemuizenvlaai: Als ze destijds in de houtoven brood gebakken hadden, droogden ze de peren op de nog warme ovenvloer. Daarvan bakten ze met kermis "vlaai"; een delicatesse met ietwat wilde smaak die refereerde aan het ooft van weleer  bakkemûzevlaai (Meeuwen), taartenpomvlaai: Verkl. èè terptepimke  tertepòmvlaai (Meeuwen) gedroogde peren voor het bakken van een vlaai || taart van geconfijte appelschijfjes III-2-3