e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prei look: luuk (Meeuwen), poier: pūiə.r (Meeuwen), poor: puur (Meeuwen), py(3)̄r* (Meeuwen) [Goossens 1b (1960)]look || prei I-7
prent(je) beeld(je): bēləkə (Meeuwen), ei šuun beləkə (Meeuwen), prent(je): print (Meeuwen) Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)] || Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] || Prent. III-3-2
prent(je) add. ras: ras (Meeuwen) Ras [II]: prentje, waarop een persoon van een bepaald ras. III-3-2
prentbriefkaart postkaart: ps. omgespeld volgens RND!  poͅska͂rt (Meeuwen) een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)] III-3-1
pret, schik lol: lol (Meeuwen), loͅl (Meeuwen), lòl (Meeuwen), plezier: plezier (Meeuwen), pləzēͅr (Meeuwen), samest. ein plezeerreis  plezeer (Meeuwen), pret: pret (Meeuwen), schik: schik (Meeuwen) een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)] || plezier, pret || pret, lol III-1-4
pretmaker clown: clown (Meeuwen) de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)] III-1-4
prettig plezierig: pləzēͅrəx (Meeuwen) pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)] III-1-4
preuts kwezel, een -: ps. invuller heeft niet duidelijk vermeld of dit het antwoord is van vraag 20 of 21!  kwezel (Meeuwen) preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)] III-2-2
priem priem: prim (Meeuwen) Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.] II-7
priemen priems: prims (Meeuwen) De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.] II-9