e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijgen aaneentrochelen: ānɛjntrǭxǝlǝ (Meeuwen), driegen: drīgǝ (Meeuwen) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijgsteek driegsteek: drīxstēk (Meeuwen) Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6] II-7
rijksveldwachter bode: boij (Meeuwen), boy (Meeuwen), ps. omgespeld volgens RND!  bōͅi̯ (Meeuwen) een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)] || Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): ⁄n chenderm (Meeuwen), ps. omgespeld volgens RND!  žəndɛrəm (Meeuwen) een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)] || Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijp rijp: rīēp (Meeuwen) rijp [RND] III-2-3
rijp, rijmx ijzel: hizəl (Meeuwen), rijm: rijm (Meeuwen) rijm, rijp, bevroren dauw of mist || rijp, rijm [DC 48 (1973)] III-4-4
rijst rijst: ri-js (Meeuwen), ri.st (Meeuwen) rijst III-2-3
rijstebrij rijstepap: Innen hemel ète ze ri-jzepap möt guiwe liêpelkes  ri-jzepap (Meeuwen), rijstpap: rispap (Meeuwen) rijstepap III-2-3
rijstevlaai rijstevlaai: ri-jstevlaai (Meeuwen) rijstevlaai III-2-3
rijzadel rijzadel: ri ̞i̯zāl (Meeuwen) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10