e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rot rot: roͅt (Meeuwen) rot (bedorven) III-2-3
rot, van fruit gemaaisteekt: gemaaisteekt (Meeuwen) aangestoken, door rotting ontstioekn fruit I-7
rotstraal rotstraal: rǫtstrǭl (Meeuwen) Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.] I-9
rotten, van fruit schrimpen: sjrimpe (Meeuwen) verschrompelen I-7
rouwbrief doodsbrief: duoͅuoͅtsbreef (Meeuwen), dūūtsbreef (Meeuwen) doodsbrief || Rouwbrief. III-2-2, III-3-3
royaal royaal (<fr.): n rejale jong  réjaal (Meeuwen) Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] III-3-1
rug rug: reg (Meeuwen), ręq (Meeuwen) rug [ZND m] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: ręq (Meeuwen) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rug van het lemmer botte kant: botte kant (Meeuwen), rug: rug (Meeuwen) De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)] III-2-1
rugband band: bant (Meeuwen) De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92] II-7