e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwen sneeuwen: snījən (Meeuwen, ... ) sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklokje: -  snieuwklokje (Meeuwen), WLD  sniklekske (Meeuwen) sneeuwklokje [DC 56 (1981)] || Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)] III-4-3
sneeuwx sneeuw: snîê (Meeuwen) sneeuw [RND] III-4-4
snel, vlug rap: rap (Meeuwen) snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)] III-4-4
sneltrein sneltrein: een sneltrein (Meeuwen) Sneltrein. [ZND 35 (1941)] III-3-1
sneuvelen sneuvelen: ps. omgespeld volgens RND!  snīvələ (Meeuwen) in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)] III-3-1
snijbonen wollewantjes: wollewantsjes (Meeuwen) pronkbonen I-7
snijwonde snee: snɛ.i (Meeuwen) Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)] III-1-2
snikken snoffen: snofə (Meeuwen) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snipper snipper: snepər (Meeuwen) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] III-3-1