e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stenen omheining muur: mu.ər (Meeuwen) een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)] III-2-1
stenendrager brikkenman: brekǝma.n (Meeuwen), brekǝman (Meeuwen) De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.] II-9
stengel, steel steel: stēl (Meeuwen) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
sterke mortel mortel: mortǝl (Meeuwen), waterdichte mortel: wātǝrdextǝ mortǝl (Meeuwen) Mortel voor waterdicht pleisterwerk, bijvoorbeeld voor kelders. Volgens de invuller uit Q 180 werd bij de bereiding ervan Rijnzand gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38b] II-9
sterke trasmortel kalkmortel: kalǝk[mortel] (Meeuwen) Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b] II-9
sterven afstappen: afstappen (Meeuwen), de pijp aan maarten geven: pijp aan maarten geven (Meeuwen), kapotgaan: kǝpǫtxy.n (Meeuwen), laatste adem uitblazen: laatste adem uitblazen (Meeuwen), sterven: steͅrvə (Meeuwen), stèèrvə (Meeuwen), zijn broek inleveren: zijn broek inleveren (Meeuwen) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven || sterven van een mens [N 38 (1971)] I-11, III-2-2
sterven van een plant kapot gaan: kəpoͅtxy(3)̄n (Meeuwen) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
steunklos klos: klos (Meeuwen) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
stevig, gezegd van voedsel straf: straf (Meeuwen) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3
stiekem achterbaks: achterbaks (Meeuwen), geniepig: gənipəx (Meeuwen), heimelijk: heimelijk (Meeuwen), heͅi̯mələk (Meeuwen, ... ), stiekem: stikəm (Meeuwen) boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] III-1-4