e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vechthaan vechthaan: vɛxthā.nǝ (Meeuwen) Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
vee beesten: bīǝstǝ (Meeuwen), vee: vīǝ (Meeuwen) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veearts veeart: viā.rt (Meeuwen) [JG 1a, 1b; Vld.; monogr.] I-11
veel drinken kandelen: Ich zaat möt eine straffe kater, want staags van vèèrs hauw uis "kòmpeni-j"dureweg gekaanjeldsj  kaanjele (Meeuwen), lampetten: lampötte (Meeuwen), peken: pɛ.kə (Meeuwen), zuipen: zūpə (Meeuwen), zŭŭpe (Meeuwen) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || stevig doordrinken || zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)] || zuipen (peken) III-2-3
veel moeten betalen diep in de schuld zitten: diep in de schuld zitten (Meeuwen) veel kosten hebben, veel moeten betalen [brokken] [N 89 (1982)] III-3-1
veel te wijde broek boks voor dikbuiken: bóks viér dikbùuk (Meeuwen, ... ), losse boks: ’n losse boks (Meeuwen), ’n losse bóks (Meeuwen), wijde boks: ’n wiej bóks (Meeuwen, ... ) een broek voor een gezet figuur [N 59 (1973)] || een veel te wijde broek [N 59 (1973)] III-1-3
veelvraat doorjager: doorjager  dy(3)̄rjīgər (Meeuwen), iemand die veel eet en toch mAger blijft  dûûrjîêger (Meeuwen) veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veer nagelijzer: nāgǝlizǝr (Meeuwen), pluim: plûm (Meeuwen), staart: start (Meeuwen), veer: vèèr (Meeuwen) pluim || Staaf ijzer die de verbinding vorm tussen enerzijds de buitenmuur met daarop de schieter en anderzijds de binnenmuur, vloer, gording etc. De veer is aan een uiteinde van een oog voorzien en aan de andere zijde plat uitgesmeed. De schieter wordt door het oogvormige uiteinde van de veer gestoken dat buiten de buitenmuur uitsteekt. Het plat uitgesmede gedeelte van de veer wordt met behulp van spijkers op de bovenkant van de balk of op het zijvlak ervan vastgezet. Zie ook afb. 72. [N 31, 38b; N 54, 124c; monogr.] || veer, pluim II-9, III-4-1
veestapel beesten: bīǝstǝ (Meeuwen), vee: vīǝ (Meeuwen) Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b] I-11
veevoer verzamelen maaien: męi̯ǝn (Meeuwen), plukken: plękǝ (Meeuwen) Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.] I-11