e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brouwer brouwer: brǭ̝̞̞wǝr (Meeuwen) De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.] II-2
brouwerij brouwerij: brø̜̄wǝri (Meeuwen) De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.] II-2
brug brug: breig (Meeuwen), brɛg (Meeuwen) brug [RND] || een houten brug [ZND 22 (1936)] III-3-1
bruid bruid: brūūt (Meeuwen), 1a-m; 22, 29a;  brōēt (Meeuwen, ... ), bruud (Meeuwen) bruid [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruidegom bruidegom: 1a-m; 22, 29a;  brŏĕddəgom (Meeuwen) bruidegom [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: brīdjes (Meeuwen) Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)] III-3-3
bruiloft bruiloft: brūūləft (Meeuwen) trouwfeest III-2-2
brullen brullen: brelǝ (Meeuwen) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe brul: brel (Meeuwen) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brulziekte brul: brøl (Meeuwen), brul zijn: (de koe is) brøl (Meeuwen) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11