e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
chocolade chocolade: šokəla.t (Meeuwen) chocolade III-2-3
cichorei cichorei: sikorei (Meeuwen), Men hoort ook wel sòkkerei Fr. chicorèe  sikorei (Meeuwen), sokkerij: s(j)ókkeréj (Meeuwen), sokərɛi* (Meeuwen), cikorei  sokəreͅi̯}* (Meeuwen), suikerij: s(j)ókkeréj (Meeuwen), cikorei  sokəreͅi̯ (Meeuwen) cichorei || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)] || suikerij || surrogaat voor de koffie I-7, III-2-3
circus cirque (fr.): serək (Meeuwen), sirək (Meeuwen) Circus. || een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel] [N 90 (1982)] III-3-2
cirkel, kring cirkel: serkəl (Meeuwen), ring: riŋk (Meeuwen) de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)] III-4-4
colbert met twee rijen knopen dobbel rij: dobbel riej (Meeuwen, ... ) een colbert met twee rijen knopen [N 59 (1973)] III-1-3
colbert met één rij knopen enkel rij: inkel riej (Meeuwen, ... ) een colbert met een rij knopen [N 59 (1973)] III-1-3
colbertjasje jas: jas (Meeuwen), jas met een knoop: bij trouwkostuum met zijden revers  jas mèt èine knuip (Meeuwen) het colbert [N 59 (1973)] III-1-3
commode, ladenkast commode: kemood (Meeuwen), In het kemood lag ze sjerpen, krevatten en hause het kemood krevele: wordt gezegd van een would-be vrijer die niet verder dan de voordeur of de commode mag komen In \'t begin waas hèè neet erg welkòm; doon mocht \'r allein mè het kemood krevele  kemood (Meeuwen) commode || ladenkast III-2-1
concert concert (<fr.): konsaert (Meeuwen) Concert. III-3-2
contrefort pilaar: pilē̜r (Meeuwen  [(meervoud: pilęrs)]  ), steunpilaar: stø̜̄np(ǝ)lšr (Meeuwen) Vooruitspringende steunbeer of schraagpijler om het muurwerk te verstevigen en om eventuele druk van de tegengestelde kant, bijvoorbeeld veroorzaakt door de aanwezigheid van gewelven, weerstand te bieden. Zie ook afb. 31. In L 271 kende men steunberen die recht, schuin en trapsgewijze waren uitgevoerd. [N 31, 49; monogr.] II-9