e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halve pint, kwart liter, maat kapper: vloeistof.  kapər (Meeuwen) de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)] III-4-4
halve steen kop: kop (Meeuwen), kǫp (Meeuwen) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
ham, hesp hesp: gewone woord is ßu]k  hɛsp (Meeuwen), schonk: sjònk (Meeuwen), šo.ŋk (Meeuwen), schonk  šuŋk (Meeuwen), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  šonk (Meeuwen) ham [Goossens 1b (1960)] || ham, achterschenkelstuk van een varken || hesp [ZND 24 (1937)] III-2-3
hand hand: hant (Meeuwen) hand [ZND m] III-1-1
handbeschermer handschoe: hǫws (Meeuwen), vingerlap: veŋǝrlap (Meeuwen  [(meervoud: veŋǝrlɛp)]  ), vingerlapje: veŋǝrlɛpkǝ (Meeuwen) Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.] II-9
handboei handboei: ps. omgespeld volgens RND!  hantby(3)i̯ (Meeuwen) de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1
handdoek handdoek: ha.ndūk (Meeuwen) handdoek III-2-1
handel commerce (fr.): commerce (Meeuwen, ... ) het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handelaar commerant (fr.): commercant (Meeuwen, ... ) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen commerce (fr.) doen: commerce doen (Meeuwen), commercen (<fr.): commercen (Meeuwen) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] III-3-1