25261 |
halve pint, kwart liter, maat |
kapper:
vloeistof.
kapər (L364p Meeuwen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29826 |
halve steen |
kop:
kop (L364p Meeuwen),
kǫp (L364p Meeuwen)
|
Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.]
II-8
|
20820 |
ham, hesp |
hesp:
gewone woord is ßu]k
hɛsp (L364p Meeuwen),
schonk:
sjònk (L364p Meeuwen),
šo.ŋk (L364p Meeuwen),
schonk
šuŋk (L364p Meeuwen),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
šonk (L364p Meeuwen)
|
ham [Goossens 1b (1960)] || ham, achterschenkelstuk van een varken || hesp [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
17659 |
hand |
hand:
hant (L364p Meeuwen)
|
hand [ZND m]
III-1-1
|
29935 |
handbeschermer |
handschoe:
hǫws (L364p Meeuwen),
vingerlap:
veŋǝrlap (L364p Meeuwen
[(meervoud: veŋǝrlɛp)]
),
vingerlapje:
veŋǝrlɛpkǝ (L364p Meeuwen)
|
Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
21731 |
handboei |
handboei:
ps. omgespeld volgens RND!
hantby(3)i̯ (L364p Meeuwen)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19691 |
handdoek |
handdoek:
ha.ndūk (L364p Meeuwen)
|
handdoek
III-2-1
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
commerce (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
commerant (fr.):
commercant (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
commerce (fr.) doen:
commerce doen (L364p Meeuwen),
commercen (<fr.):
commercen (L364p Meeuwen)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|