30064 |
heipalen |
heipalen:
hęjpālǝ (L364p Meeuwen),
pijlers:
pęjlǝrs (L364p Meeuwen)
|
De houten of betonnen palen die bij een paalfundering gebruikt worden. In L 321 waren de heipalen vervaardigd van de houtsoort 'pitchpine' ('petšpīnǝ') of 'grenen' ('grē̜nǝ'). [N 31, 4b; N 31, 4a; N 31, 5a]
II-9
|
33724 |
heizeis |
heizeissie:
hęi̯zęi̯.si (L364p Meeuwen),
lappenzeissie:
lapǝzęi̯si (L364p Meeuwen)
|
Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis één handvat. [JG 1a, 1b]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
veken:
fękǝ (L364p Meeuwen)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19461 |
hek, hekwerk |
hek:
hek (L364p Meeuwen),
scheiling:
šeͅleŋ (L364p Meeuwen)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19488 |
hek, poortje |
achterpoortje:
achterportsje (L364p Meeuwen),
poortje:
poortje (L364p Meeuwen),
veken:
fekke (L364p Meeuwen),
Omdet het vekke upestòng is den hònd könne wegluipe
vekke (L364p Meeuwen)
|
achterpoortje naar de tuin of het achteruit || Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)] || hekken || poortje in b.v. een haag
III-2-1
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
heel:
Iemand helemaal niet kennen: Ich kön hem van hart of start.
hiêl (L364p Meeuwen),
ram:
ram (L364p Meeuwen),
rats:
rats (L364p Meeuwen)
|
helemaal, geheel en al
III-4-4
|
24911 |
helling, talud |
afzink:
aafzink (L364p Meeuwen)
|
helling, talud
III-4-4
|
18998 |
helpen |
helpen:
hèlpə (L364p Meeuwen)
|
helpen
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
heməl (L364p Meeuwen),
hi.əməl (L364p Meeuwen)
|
hemel [RND] || Hemel. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
brok:
brok (L364p Meeuwen)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|