e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jam gelei: sjeléj (Meeuwen), gelei  žəleͅi̯ (Meeuwen) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3
jammer jammer: jaomər (Meeuwen) jammer III-1-4
jarig zijn verjaren: verjaren (Meeuwen, ... ), 016: verjoarde  verjoart (Meeuwen) Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)] III-3-2
jarretelle jarretelle (fr.): žərtael (Meeuwen), [Vernl. als zjartel, z.o. jarretelle]  žərtael (Meeuwen) aan een kledingstuk (inz. een korset) bevestigde band (elastiek) om een kous mee op te houden || kousenophouder III-1-3
jas: algemeen frak: frak (Meeuwen), jas: jas (Meeuwen, ... ) jas || jas (kledingstuk met mouwen, over de bovenkleding) || Zijn jas is helemaal vaal, op die van mij zitten vale plekken [DC 42B (1967)] III-1-3
jenever jenever: zjenééver (Meeuwen), žəne.vər (Meeuwen), klare: klaore (Meeuwen), klare  klōͅrə (Meeuwen) jenever || jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] III-2-3
jeneverbes jeneverbeertje: [z6ne:v6rbirk6]*  jeneverbierke (Meeuwen), jeneverbes: [z6ne:v6rb6s]*  jeneverbes (Meeuwen), zwarte: zwarte sint-jansbierchos (Meeuwen) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [ZND 49 (1958)] III-4-3
jeugd, jongelieden jeugd: jucht (Meeuwen), jong, de -: jing (Meeuwen), jongemannen: jongmannen (Meeuwen) jeugd (zn.) || jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2
jeuken jeuken: jikə (Meeuwen) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jicht flerecijn: flɛ.rəsi.n (Meeuwen) Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] III-1-2