19453 |
kamerstoel |
kakstoel:
kakstoel (L364p Meeuwen),
zetel:
zetel (L364p Meeuwen),
zètel (L364p Meeuwen)
|
Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24509 |
kamille (alg.) |
hondsbloem:
hònsbloom (L364p Meeuwen)
|
kamille
III-4-3
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
Fr. camisole ontstaan uit Arab. camisa.
kaməzo.l (L364p Meeuwen)
|
lang vest met mouwen
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
kümme (L364p Meeuwen),
kɛmə (L364p Meeuwen)
|
kammen [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
22336 |
kampen |
kabelen:
(WNT: kabelen, zie kavelen, mnl. cavelen, nhd. dial. kabeln: 2) in een verwante opvatting (van lopen) thans nog gebruikelijk in de zuidel. tongvallen. Wanneer in enen prijskamp twee of meer mededingers evenveel recht hebben op enen prijs, dan moeten zij kavelen, d.i. een nieuwe wedstrijd met elkander aangaan, om te zien wie er eerst is.)
ka.bələ (L364p Meeuwen),
kampen:
kampen (L364p Meeuwen),
kavelen:
kavelen (L364p Meeuwen)
|
Kabelen: (in het kegelspel) als twee overblijvende spelers een zelfde aantal kegels omvergeworpen hebben, moeten zij opnieuw spelen (kabelen). || Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
kənāl (L364p Meeuwen)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19578 |
kandelaar |
kaarsenluchter:
karselichters (L364p Meeuwen),
kaarsenstek:
karsestek (L364p Meeuwen)
|
Kandelaar. Hoe heet een kandelaar, zoals er vroeger langs beide zijden op de schoorsteen stonden ? [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
20625 |
kandijsuiker |
borstsuiker:
borstsòkker (L364p Meeuwen),
botsòkker (L364p Meeuwen),
boͅsokər (L364p Meeuwen)
|
borstsuiker || kandijsuiker in gestampte klompjes
III-2-3
|
20836 |
kaneel |
kaneel:
Eè stèèfke keniêl bi-j de père doon
keniêl (L364p Meeuwen)
|
kaneel
III-2-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
kâns (L364p Meeuwen),
ruimte:
ri-jmte (L364p Meeuwen)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || kans || kans, mogelijkheid
III-1-4, III-3-2
|