33270 |
koolzaadolie |
smout:
smaű.t (L364p Meeuwen)
|
De olie die uit koolzaad wordt geslagen. Al sinds lang gebeurt dit olieslaan uit kool-, raap- en lijnzaad niet meer op de boerderij, maar industrieel. In Limburg is smout de gebruikelijke term voor koolzaadolie; de idiotica en het WNT zijn wat ruimer: ook voor lijnzaadolie en zelfs voor plantaardige olie in het algemeen vindt men er de benaming ɛsmoutɛ, maar in het Truierlands heeft smout ook een zeer algemene betekenis, ook smeerolie wordt eronder verstaan. Bij raapsmout wordt, in Q 9 maar ook elders, uitdrukkelijk opgegeven: "ook koolzaadolie". [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
21898 |
kooplustig |
koopachtig:
koopachtig (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
graag kopend, kooplustig [greeg, koopachtig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21499 |
kooppenning |
handgeld:
handgeld (L364p Meeuwen),
stuk:
ein stĕk (L364p Meeuwen)
|
Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
21400 |
koopwaar |
artikelen:
artikel (L364p Meeuwen),
koopwaar:
koopwaar (L364p Meeuwen),
marchandise (fr.):
marchandise (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
waar:
waar (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
winkelwaar:
winkelwaar (L364p Meeuwen)
|
die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18531 |
koordje i.p.v. knoopsgat |
lusje:
e luske (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
een koordje i.p.v. een knoopsgat [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
kors (L364p Meeuwen),
koͅrs (L364p Meeuwen),
koͅrsə (L364p Meeuwen)
|
koorts [RND], [ZND m]
III-1-2
|
33806 |
koot |
koot:
kuǝt (L364p Meeuwen),
kűǝt (L364p Meeuwen)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
19856 |
kop |
kop:
kop (L364p Meeuwen),
kǫp (L364p Meeuwen),
paardskop:
pē̜rskǫp (L364p Meeuwen)
|
[JG 1a, 1b]De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.]
I-9, II-8
|
33063 |
kop van de schoof |
aren:
ǭrǝ (L364p Meeuwen)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
33137 |
kopdorser |
kopdorser:
kǫp˱dǫrsǝr (L364p Meeuwen)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|