20804 |
krent |
krent:
krIntə (L364p Meeuwen)
|
krenten
III-2-3
|
18107 |
krentenbaard |
baardziekte:
ba.rtze.gdə (L364p Meeuwen)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18224 |
kreukel |
frommel:
frommel (L364p Meeuwen),
B.v. Die scholk is vol frommels.
froməl (L364p Meeuwen),
frons:
B.v. Een kleed met grote fronsen.
frons (L364p Meeuwen),
valse plooi:
valse plooi (L364p Meeuwen)
|
frommel: kreukel || frons: plooi || ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
kreukelen:
kreukelen (L364p Meeuwen),
verfrommelen:
verfrommelen (L364p Meeuwen)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18875 |
kreunen |
kreunen:
kreunen (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
Ze kos het gekriên van det keindsj neet miêr aanhiêre
kriêne (L364p Meeuwen),
krochen:
Is det dan zuu zwoar deste ervan moos kròche
kròche (L364p Meeuwen)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)] || kreunen
III-1-4
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kermə (L364p Meeuwen)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33910 |
kreupel zijn |
(het is/staat) kreupel:
kriǝpǝl (L364p Meeuwen),
stolp:
stø̜lǝp (L364p Meeuwen)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krebǝbi.tǝr (L364p Meeuwen)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
26629 |
kriel |
grut:
gret (L364p Meeuwen),
kriel:
kril (L364p Meeuwen)
|
Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e]
II-3
|
22351 |
krijgertje spelen |
aantikkertje spelen:
aantikkertje (L364p Meeuwen),
gendarme en dief spelen:
zjenderm en deef (L364p Meeuwen),
kat en muis spelen:
kat en muus (L364p Meeuwen),
letsen:
letsen (L364p Meeuwen),
vangertje spelen:
/
vangerke (L364p Meeuwen)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || vangertje [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|