24846 |
loof |
loof:
luîf (L364p Meeuwen)
|
loof, lover
III-4-3
|
20132 |
loops |
lopig:
leipig (L364p Meeuwen)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef
III-2-1
|
29089 |
loos knoopsgat |
vals knoopsgat:
vals knø̜jps˲gāt (L364p Meeuwen)
|
Vals of loos knoopsgat. Zoɛn knoopsgat ziet er uit als een echt knoopsgat, maar is niet ingeknipt. Het wordt precies gemaakt als het echte, maar men moet wat kortere steken maken en niet zo diep in de stof steken.' [N 59, 141]
II-7
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupə (L364p Meeuwen),
luipe (L364p Meeuwen),
luipə (L364p Meeuwen),
løͅupə (L364p Meeuwen),
lő̜u̯.pǝ (L364p Meeuwen)
|
lopen [ZND 25 (1937)], [ZND m] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
34008 |
losgetuigd leiden |
los leiden:
lǫs lē̜i̯ǝ (L364p Meeuwen)
|
Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c]
I-10
|
22998 |
lot(je) van de loterij |
lot:
ly.t (L364p Meeuwen)
|
Lot.
III-3-2
|
22400 |
loten |
loten:
loten (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
ly.tə (L364p Meeuwen)
|
Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] || Loten.
III-3-2
|
25247 |
loteren, los zitten |
loteren:
ly.tərə (L364p Meeuwen)
|
los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22599 |
loterij |
loterij:
ly.təri (L364p Meeuwen)
|
Loterij.
III-3-2
|
21583 |
loven en bieden |
overhalen:
overhalen (L364p Meeuwen)
|
loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|