34013 |
naar links |
haar:
hār (L364p Meeuwen)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hut:
hyt (L364p Meeuwen)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
21816 |
nabootsen |
na-apen:
naäpen (L364p Meeuwen),
nadoen:
nadoen (L364p Meeuwen)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachtbraken (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
naxtəgāl (L364p Meeuwen)
|
nachtegaal
III-4-1
|
18608 |
nachtjapon |
tabbaard:
Tabberd. Cfr. tabard; mnl. tabbaert, tabbert.
tabərt (L364p Meeuwen)
|
nachtjapon
III-1-3
|
19796 |
nachtkastje |
nachttafeltje:
naxttēͅfəlkə (L364p Meeuwen)
|
nachtkastje
III-2-1
|
24214 |
nachtzwaluw |
geitenmelker:
geitemölker (L364p Meeuwen)
|
nachtzwaluw
III-4-1
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
naodéél (L364p Meeuwen),
nōͅdēͅi̯l (L364p Meeuwen),
Och, ich weit ¯t neet; de höbs doa eigenlik viêr- of noadeil van
noadeil (L364p Meeuwen),
schade:
schaai (L364p Meeuwen),
sjāi̯ (L364p Meeuwen)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] || nadeel
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
nageboorte:
naogəbūūrtə (L364p Meeuwen)
|
nageboorte
III-2-2
|