28716 |
op karwei gaan |
uit naaien gaan:
ȳt nęjǝ gȳn (L364p Meeuwen)
|
Het maken van kleding bij de klant aan huis. [N 59, 200]
II-7
|
22460 |
op kraamvisite gaan |
met de kromme arm gaan:
met de krommen arm gaan (L364p Meeuwen)
|
Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32927 |
op oppers zetten, opperen |
opheukelen:
ǫphī.kǝlǝ (L364p Meeuwen)
|
Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
32920 |
op rijen zetten |
roeden:
rōi̯ǝ (L364p Meeuwen)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
29978 |
op steigerhoogte |
op stellinghoogte:
op stɛleŋhīxtǝ (L364p Meeuwen)
|
Gezegd van metselwerk dat zover is gevorderd, dat men gebruik moet gaan maken van een steiger of de bestaande steiger moet gaan verhogen. [N 31, 46b; monogr.]
II-9
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
Sub stelt.
op stelten lopen (L364p Meeuwen),
steltlopen:
steltlopen (L364p Meeuwen)
|
[Op stelten lopen]. || Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21880 |
opbrengst |
winst:
winst (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21548 |
openbare verkoop |
openbare verkoop:
openbare verkoop (L364p Meeuwen),
uitverkoop:
uitverkoop (L364p Meeuwen),
uitverkuip (L364p Meeuwen)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)], [N 89 (1982)] || Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
baan:
bān (L364p Meeuwen)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18163 |
opereren |
opereren:
opərɛ.rə (L364p Meeuwen)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|