e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pronken prijken: prijken (Meeuwen), prikə (Meeuwen), schijter (zn.): schijter (Meeuwen), spiegelen: spe.gələ (Meeuwen) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken || pronken III-1-3
proosten klinken: klinke (Meeuwen), klinken (Meeuwen) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3
prop prop: prop (Meeuwen) een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)] III-3-1
proppenschieter klatspijp: de ie lang uitspreken!  klatspiep (Meeuwen), Klats (klanknabootsend) + pijp (bus), zie J.L. Pauwels, De vlierboom in de Zuidn. dialecten, in: HCDT, jg. XXV, blz. 323-338.  klatspi.p (Meeuwen) ??? [SND (2006)] || Klatspijp: klapbus, proppenschieter. III-3-2
prostituée allemansgerief: allemansgerief (Meeuwen), hoer: hoer (Meeuwen), hōēr (Meeuwen) hoer || prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)] III-2-2
provisiekast, etenskast schap: šāp (Meeuwen) schapraai III-2-1
pruik pruik: pri.k (Meeuwen), pruik (Meeuwen, ... ) kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)] || pruik III-1-3
pruilmond pruilmond: pruilmond (Meeuwen) een mond die men trekt als men pruilt [zie vr.199] [pruilmond, troesmond] [N 85 (1981)] III-1-4
pruim pruim: prum (Meeuwen), pry(3)̄m* (Meeuwen), prûm (Meeuwen), reine claude (fr.): sappige, kleine paarse of groene pruim  ringeluut, rigluut (Meeuwen) [ZND 34 (1940)]pruim || pruim, soort I-7
pruimen pruimen: met stoottoon  prûme (Meeuwen), sjieken: sikke (Meeuwen), sikken (Meeuwen) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] || pruimtabak kauwen III-2-3