29959 |
punthamertje |
plaveienhamertje:
plavęjǝhē̜mǝrkǝ (L364p Meeuwen)
|
Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c]
II-9
|
23279 |
purper |
paars:
paars (L364p Meeuwen)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
pørpər (L364p Meeuwen)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30086 |
put |
zonk:
zǫŋk (L364p Meeuwen)
|
Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a]
II-9
|
24227 |
putter |
putter:
pötter (L364p Meeuwen)
|
distelvink
III-4-1
|
18764 |
pyama |
pyjama {piama}:
[sic]
pizəma (L364p Meeuwen)
|
pyjama
III-1-3
|
19079 |
raad |
raad:
oppen door wis ich mich geine road miêr
road (L364p Meeuwen)
|
raadgeving
III-1-4
|
19225 |
raadsel |
raadsel:
raotsəl (L364p Meeuwen),
Dich spriks in roadsels: je spreekt voor mij onverstaanbare taal
roadsel (L364p Meeuwen)
|
raadsel
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
roͅ.tsəl (L364p Meeuwen)
|
Raadsel.
III-3-2
|
27904 |
raam |
raam:
rām (L364p Meeuwen
[(+)]
),
venster:
venstǝr (L364p Meeuwen
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|