25095 |
repareren |
oplappen:
oͅplapə (L364p Meeuwen),
repareren:
rəpərɛ.rə (L364p Meeuwen)
|
repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24548 |
reseda |
rose dgypte (fr.):
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal
roezezjiep (L364p Meeuwen)
|
[ZND 35 (1941)]
I-7
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
klètske (L364p Meeuwen),
klets:
Dat b.v. in een glas is achtergebleven
klits (L364p Meeuwen),
treepje:
trēpkes (L364p Meeuwen)
|
kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)] || restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)] || verschaald bier
III-2-3
|
24294 |
restant insecten |
coloradokever:
kolorādəkēvər (L364p Meeuwen)
|
coloradokever
III-4-2
|
24302 |
restant vissen |
bakvis:
bakvös (L364p Meeuwen),
goudvis:
gø͂ͅytvɛs (L364p Meeuwen),
pootvis:
puutvös (L364p Meeuwen),
snoek:
snook (L364p Meeuwen),
snūk (L364p Meeuwen)
|
goudvis || pootvis || snoek || vis, om te bakken
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
korren:
v duiven
kòrre (L364p Meeuwen),
paardsvink:
pèèrsvink (L364p Meeuwen),
wijfjesvink:
wi-jfkesvink (L364p Meeuwen)
|
kirren || paardevink || vink, vrouwtje
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
deem:
dīm (L364p Meeuwen)
|
speen, tepel
III-4-2
|
34281 |
resten van het eten van dieren |
afval:
āf˲val (L364p Meeuwen),
overschot:
īvǝrsxȳt (L364p Meeuwen)
|
[L 34, 77b]
I-11
|
18085 |
reumatiek |
flerecijn:
florresien (L364p Meeuwen),
reumatiek:
riməti.k (L364p Meeuwen)
|
Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)] || reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
20633 |
reuzel, bladvet |
varkensreut:
verkesreet (L364p Meeuwen),
veer:
vɛ:r (L364p Meeuwen)
|
bladvet, reuzel: de veer van een varken (vetweefsel tegen de achterkant van de buik) || varkensvet
III-2-3
|