21200 |
rit |
rit:
ret (L364p Meeuwen)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
retsələ (L364p Meeuwen)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18214 |
ritssluiting |
rits:
rits (L364p Meeuwen),
tirette (fr.):
tirɛt (L364p Meeuwen)
|
ritssluiting || treksluiting
III-1-3
|
24317 |
riviergrondel |
gieweik:
giêweik (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
geuf (vis) || grondel (vis)
III-4-2
|
33478 |
rode aalbes |
sint-jansberen:
sintjansbere (L364p Meeuwen)
|
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krut (L364p Meeuwen)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24508 |
rode bosbes |
hondsbeer:
hònsbiêr (L364p Meeuwen)
|
rode bosbes
III-4-3
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
ruud moos (L364p Meeuwen),
ruud mōəs (L364p Meeuwen),
rūiət mōs (L364p Meeuwen),
ryt moos (L364p Meeuwen)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)], [ZND 34 (1940)]
I-7, III-2-3
|
33487 |
rode renet, sterappel |
binnenrode:
van hoogstammige appelaars
binneruuj (L364p Meeuwen)
|
appel, soort
I-7
|
21183 |
roeien |
roeien:
ps. omgespeld volgens RND!
rujə (L364p Meeuwen)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|