20955 |
rot |
rot:
roͅt (L364p Meeuwen)
|
rot (bedorven)
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
gemaaisteekt:
gemaaisteekt (L364p Meeuwen)
|
aangestoken, door rotting ontstioekn fruit
I-7
|
33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtstrǭl (L364p Meeuwen)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
33583 |
rotten, van fruit |
schrimpen:
sjrimpe (L364p Meeuwen)
|
verschrompelen
I-7
|
20421 |
rouwbrief |
doodsbrief:
duoͅuoͅtsbreef (L364p Meeuwen),
dūūtsbreef (L364p Meeuwen)
|
doodsbrief || Rouwbrief.
III-2-2, III-3-3
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
n rejale jong
réjaal (L364p Meeuwen)
|
Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
17767 |
rug |
rug:
reg (L364p Meeuwen),
ręq (L364p Meeuwen)
|
rug [ZND m] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9, III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
ręq (L364p Meeuwen)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
19404 |
rug van het lemmer |
botte kant:
botte kant (L364p Meeuwen),
rug:
rug (L364p Meeuwen)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29078 |
rugband |
band:
bant (L364p Meeuwen)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|