34018 |
stilstaan |
hou:
hou̯ (L364p Meeuwen),
prrr:
pr̄ (L364p Meeuwen)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
stinken:
stiŋkə (L364p Meeuwen)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
31693 |
stobbe |
poest:
pȳ.st (L364p Meeuwen),
stok:
stǫk (L364p Meeuwen)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
19708 |
stoel |
stoel:
stūl (L364p Meeuwen),
Eme(s) van zi-jne stool kalle: zeer wel bespraakt zijn Eets neet onder steel of benk stèke: het niet verbergen
stool (L364p Meeuwen),
meervoud steel
stool (L364p Meeuwen),
zit:
zet (L364p Meeuwen)
|
stoel || zetel, stoel
III-2-1
|
19831 |
stoelpoot |
stumpel:
het woord is verwant aan stiepel (meubelpoot)
stimpel (L364p Meeuwen)
|
de poot van een stoel
III-2-1
|
21226 |
stoep |
stoep:
stoep (L364p Meeuwen)
|
stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
18775 |
stof |
stof:
stof (L364p Meeuwen)
|
stof, weefsel
III-1-3
|
19430 |
stof afnemen |
stof afdoen:
stoef afdoen (L364p Meeuwen),
stof vegen:
stof vegen (L364p Meeuwen)
|
Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
lommel:
loͅməl (L364p Meeuwen),
stoflommel:
stòflòmmel (L364p Meeuwen),
stofvod:
stoͅf˃voͅt (L364p Meeuwen)
|
Een doek waarmee er stof kan weggenomen worden || een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
lat:
lat (L364p Meeuwen)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)]
III-2-2
|