e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stolp kaasstolp: kiêsstölp (Meeuwen, ... ), stolp: steͅləp (Meeuwen) glazen klok waaronder kaas wordt bewaard || glazen stolp die over iets heen gezet wordt || stolp III-2-1
stolpen omslaan: omslyǝn (Meeuwen) Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60] II-7
stomdronken keizat: kejzaat (Meeuwen), schupzat: sjöpzaat (Meeuwen), sterzat: stɛrza.t (Meeuwen) smoordronken || straalbezopen III-2-3
stomverbaasd aan de grond genageld: aan de grond genageld (Meeuwen), paf: paf (Meeuwen), paf staan (Meeuwen) zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
stoomstrijkijzer stoomstrijkijzer: stø̜jmstrīkīzǝr (Meeuwen) Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20] II-7
stoot ijsstoot: (mv)  ī.sstűǝtǝ (Meeuwen) Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.] II-11
stootring as: as (Meeuwen) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13
stootvoeg kopvoeg: kop˲[voeg] (Meeuwen), rechte voeg: rɛxtǝ [voeg] (Meeuwen), stootvoeg: stȳt˲[voeg] (Meeuwen) Verticale voeg. Zie ook afb. 41. Het woordtype 'dilitatievoeg' (L 382) duidt een voeg aan die wordt aangebracht om te verhinderen dat bij grote temperatuurwisselingen scheuring in het metselwerk zal optreden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29c; monogr.] II-9
stop stop: stop (Meeuwen, ... ), stopsel: stopsel (Meeuwen) Voorwerp dat een wastafel afsluit om te voorkomen dat het water wegloopt (stop, stopsel) [N 79 (1979)] III-2-1
stop voor fles of kruik stop: stoͅp (Meeuwen) de stop van een fles III-2-1