19559 |
stolp |
kaasstolp:
kiêsstölp (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
stolp:
steͅləp (L364p Meeuwen)
|
glazen klok waaronder kaas wordt bewaard || glazen stolp die over iets heen gezet wordt || stolp
III-2-1
|
28984 |
stolpen |
omslaan:
omslyǝn (L364p Meeuwen)
|
Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60]
II-7
|
20877 |
stomdronken |
keizat:
kejzaat (L364p Meeuwen),
schupzat:
sjöpzaat (L364p Meeuwen),
sterzat:
stɛrza.t (L364p Meeuwen)
|
smoordronken || straalbezopen
III-2-3
|
18843 |
stomverbaasd |
aan de grond genageld:
aan de grond genageld (L364p Meeuwen),
paf:
paf (L364p Meeuwen),
paf staan (L364p Meeuwen)
|
zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28911 |
stoomstrijkijzer |
stoomstrijkijzer:
stø̜jmstrīkīzǝr (L364p Meeuwen)
|
Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20]
II-7
|
31626 |
stoot |
ijsstoot:
(mv)
ī.sstűǝtǝ (L364p Meeuwen)
|
Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.]
II-11
|
34577 |
stootring |
as:
as (L364p Meeuwen)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
30161 |
stootvoeg |
kopvoeg:
kop˲[voeg] (L364p Meeuwen),
rechte voeg:
rɛxtǝ [voeg] (L364p Meeuwen),
stootvoeg:
stȳt˲[voeg] (L364p Meeuwen)
|
Verticale voeg. Zie ook afb. 41. Het woordtype 'dilitatievoeg' (L 382) duidt een voeg aan die wordt aangebracht om te verhinderen dat bij grote temperatuurwisselingen scheuring in het metselwerk zal optreden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29c; monogr.]
II-9
|
19397 |
stop |
stop:
stop (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
stopsel:
stopsel (L364p Meeuwen)
|
Voorwerp dat een wastafel afsluit om te voorkomen dat het water wegloopt (stop, stopsel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
stoͅp (L364p Meeuwen)
|
de stop van een fles
III-2-1
|