18106 |
strontje |
muggenscheet:
sic (niet w...).
meigəṣi.t (L364p Meeuwen),
wegetrits:
Volksremedie: nuchter speeksel.
wègetrits (L364p Meeuwen)
|
hoe heet het zweertje dat soms op het onderste ooglid komt (fr. orgelet) ? [ZND 16 (1934)] || Zweertje op het ooglid (paddescheet, paddeschijter, kween, griet, wegescheet, padoog, schietvlek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34278 |
strooisel in de potstal |
dennaalden:
dɛnnølǝn (L364p Meeuwen),
dɛnnūi̯ǝ.lǝ (L364p Meeuwen),
hegstrooisel:
hękstrou̯i̯sǝl (L364p Meeuwen),
(mv)
hęi̯xstrø̜i̯sǝls (L364p Meeuwen),
hei:
hei (L364p Meeuwen),
lapjes:
lɛpkǝs (L364p Meeuwen),
lappen:
lɛp (L364p Meeuwen),
rissen:
(enk)
res (L364p Meeuwen),
strooisel:
strooisel (L364p Meeuwen),
strø̜i̯sǝl (L364p Meeuwen),
struu:
strȳi̯ (L364p Meeuwen)
|
Een potstal is een ouderwetse stal met als belangrijkste functie het winnen van mest (zie ook het lemma ''potstal'' in wld I.6 blz. 31-32). Over de mest heen werd strooisel gespreid, zodat de koeien steeds hoger kwamen te staan en de stal vol mest raakte. Als strooisel werd van alles gebruikt: in de zon gedroogde graszoden, dennennaalden, stro, gedroogde bladeren, heiplaggen, turf(molm), zaagmeel. [N 11, 13a; N 11, 13b; N 11, 13c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11
|
34279 |
strooisel keren |
verlijken:
vǝrlī.kǝ (L364p Meeuwen)
|
Strooisel in de potstal keren. [JG 1a, 1b, 2c]
I-11
|
34277 |
strooisel spreiden |
strooien:
strou̯i̯ǝ (L364p Meeuwen)
|
Het verspreiden van het strooisel onder het vee. [JG 1a, 1b; RND 10, 51]
I-11
|
20956 |
stroop |
gelei:
žǝlɛj (L364p Meeuwen)
|
Dikke, kleverige, zoete vloeistof, als broodbeleg gebruikt. In dit lemma zijn alle antwoorden opgenomen die zijn gegeven op de vragen S 36, L 7, 62 en N 57, 34a waarin in het algemeen werd gevraagd naar benamingen voor stroop. Daarnaast is monografisch materiaal dat betrekking had op stroop, verwerkt. Bovendien bevat dit lemma de antwoorden op vraag N 38, 2 "Hoe noemt u appelstroop?", omdat uit vergelijk van het materiaal voor diverse plaatsen bleek, dat er nauwelijks ver-schillen optraden in de benamingen voor stroop en appelstroop, waarschijnlijk ook omdat de meeste stroop uit appels geproduceerd wordt, Om een overbodige opsomming van identieke varianten te vermijden, is daar-om besloten de opgaven bij elkaar te plaatsen. [N 57, 34a; N 57A, 6; S 36; L 7, 62; N 38, 2; monogr.]
II-2
|
18251 |
stropdas |
kravat (<fr.):
krəvat (L364p Meeuwen),
plastron (fr.):
plastro. (L364p Meeuwen),
strikje:
Sub strik.
strikske (L364p Meeuwen)
|
(heren)dasje || das || plastron [Fr.]
III-1-3
|
30476 |
stropoppen |
poppen:
popǝ (L364p Meeuwen),
strooipoppen:
strű̄jpø̜pǝ (L364p Meeuwen),
wijpen:
wīpǝ (L364p Meeuwen)
|
Zie kaart. Dubbelgevouwen en samengebonden bosjes stro die ter afdichting tussen de dakpannen worden gestoken. Zie ook het lemma 'Strowalm' in wld I.4, pag. 122 e.v. In L 270 werd het stro voor de poppen op ± 60 cm lengte gesneden, dubbel gevouwen en aan de omgevouwen kant met een touwtje vastgebonden, aldus enigermate op een popje gelijkend. De stropoppen werden vroeger bij het dakdekken onder de elkaar overlappende zijkanten van de handpannen gestoken om een goed gesloten dak te verkrijgen ('Tegels Dialek', pag. 121). In L 210 werden de poppen iets breder dan de pan uitgespreid. Aan de onderkant stak ongeveer 1,5 cm van het stro onder de pan uit. [N 32, 44d; N F, 5; JG 2c; JG 2d; monogr.]
II-9
|
28964 |
stroppen, gezegd van de draad |
opstroppen:
opstrępǝ (L364p Meeuwen)
|
Opeenschuiven, zich samenpakken, blijven steken, gezegd van de draad. [N 59, 69]
II-7
|
33127 |
strowalm |
dekstrooi:
dękstrű̄i̝ (L364p Meeuwen),
walm:
wa.lǝm (L364p Meeuwen)
|
Een bundel zeer gaaf en net stro waaruit de kortere halmen verwijderd zijn en die direct geschikt is voor de dakbedekking. Vergelijk ook het lemma ''strohalm'' (1.3.2) en de toelichtingbij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.18) en bij paragraaf 6.4. Een worm (in Q 71: wermkesstreuj) is één van de balken waarop de dakbedekking rust.' [N 14, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c, 2d [4]; monogr.; add. uit N 15, 45b]
I-4
|
19394 |
strozak |
beddenzak:
beddezak (L364p Meeuwen),
paljas:
pəljas (L364p Meeuwen),
strooizak:
struyzak (L364p Meeuwen),
strozak:
strozak (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
Met stro gevulde matras (bulster, paljas, strozak) [N 79 (1979)] || strozak, strobed
III-2-1
|