19431 |
vegen, keren |
bezemen:
besseme (L364p Meeuwen),
keren:
keren (L364p Meeuwen),
kiêre (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
kī.rə (L364p Meeuwen),
kīrən (L364p Meeuwen),
bv. het huis uitkeren met bezem.
keren (L364p Meeuwen),
uitkeren:
y(3)̄.tkīrə (L364p Meeuwen),
vegen:
vēͅgə (L364p Meeuwen),
(met kleinere borstel)
vegen (L364p Meeuwen)
|
de straat, de vloer vegen met een bezem || de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)] || Door strijken met een bezem, borstel van stof reinigen (keren, vegen, wissen, vagen) [N 79 (1979)] || met de bezem vegen || schoonvegen || uitkeren || uitkeren, schoonmaken || vegen
III-2-1
|
24919 |
veld, open land |
veld:
veld (L364p Meeuwen),
vèlt (L364p Meeuwen)
|
veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21742 |
veldfles |
veldfles:
ps. omgespeld volgens RND!
veͅltfleͅs (L364p Meeuwen)
|
een fles die men op mars meeneemt om er onderweg uit te kunnen drinken [veldfles, bobbelke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwerik:
līwərek (L364p Meeuwen)
|
leeuwerik
III-4-1
|
29811 |
veldovensteen |
klinker:
kleɛkǝr (L364p Meeuwen),
veldovensteentje:
vɛlthōvǝstęjŋkǝ (L364p Meeuwen)
|
Steen die is gebakken in een veldoven. Zie voor de woordtypen rijnvormsteen (L 315) en klinker (L 316, 320a, 364) de toelichting bij het lemma ɛbaksteenɛ.' [N 30, 53b; monogr.]
II-8
|
32842 |
veldstrengen |
hachten:
haxtǝ (L364p Meeuwen)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|
33696 |
veldweg |
invaart:
invaart (L364p Meeuwen)
|
Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.]
I-8
|
26403 |
velg |
velling:
vęleŋ (L364p Meeuwen),
(mv)
vɛleŋǝ (L364p Meeuwen)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
30317 |
vensterbank |
vensterplank:
vęnstǝrplaŋk (L364p Meeuwen)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
blafǝtȳrǝn (L364p Meeuwen)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|