19251 |
vergeetachtig |
vergeetachtig:
vergeetachtig (L364p Meeuwen),
vərgeͅtɛxtəx (L364p Meeuwen),
vergetelijk:
vergetelijk (L364p Meeuwen)
|
zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19250 |
vergeetachtig persoon |
vergeetkous:
vergeetkous (L364p Meeuwen)
|
een vergeetachtig persoon, iemand die telkens dingen vergeet [vergeetmuts, lapschaai] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19151 |
vergeten |
vergeten:
vərgéétə (L364p Meeuwen)
|
vergeten
III-1-4
|
18054 |
vergiftigen |
vergeven:
vərgɛ.və (L364p Meeuwen)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21152 |
verharde weg |
kasseiweg:
kəsájwēͅch (L364p Meeuwen)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21726 |
verhoren |
ondervragen:
ps. omgespeld volgens RND!
onərvrōͅgə (L364p Meeuwen)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
verhuizen:
verhuizen (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
verhuzen (L364p Meeuwen),
vərhyzə (L364p Meeuwen)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)] || verhuizen
III-2-1
|
19300 |
verkeerd handelen |
bederven:
bederven (L364p Meeuwen)
|
verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrijen (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
kennis:
kennis (L364p Meeuwen),
verkering:
verkering (L364p Meeuwen)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|