18242 |
versiersel |
sier:
sier (L364p Meeuwen),
siersel:
siersel (L364p Meeuwen)
|
voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18226 |
versleten |
versleten:
versleten (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
verslietə (L364p Meeuwen),
verslīēte (L364p Meeuwen)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)] || verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
25828 |
versnijden |
terugspringend metsen:
tręxspreŋǝnt mɛtsǝ (L364p Meeuwen)
|
Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a]
II-9
|
18797 |
verstand |
geest:
dat wi-jfke is op hèren auwerdòm nog hiël good van geist Syn. Ze is nog hiêl good bi-j ter hère
geist (L364p Meeuwen),
vernuft:
vernuft (L364p Meeuwen),
verstand:
verstand (L364p Meeuwen),
vərstânt (L364p Meeuwen),
Algemene noot, geldend voor de gehele vragenlijst (indien van toepassing): de "]"heb ik niet omgespeld in "ng", maar gewoon letterlijk overgenomen!
vərstant (L364p Meeuwen)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] || rede, verstand || verstand
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
redelijk:
redelijk (L364p Meeuwen),
reͅdeͅlək (L364p Meeuwen),
Zeeg nûw ins riêdelik en gèèf tûw deste verkiêrd woars
riêdelik (L364p Meeuwen),
verstandig:
vərstènəch (L364p Meeuwen),
Viêr zi-jnen auwerdòm kan ¯r nog hiêl verstejnig rezenère
verstejnig (L364p Meeuwen),
wijs:
wijs (L364p Meeuwen)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || intelligent || verstandig || verstandig, redelijk
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
wijsheidstand:
wisheͅitstant (L364p Meeuwen)
|
verstandskies (wijsheidstand) [N 10b (1961)]
III-1-1
|
22349 |
verstoppertje spelen |
piepjebergen:
piepkebergen (L364p Meeuwen),
verstekertje spelen:
versteikerke (L364p Meeuwen),
verstekerke (L364p Meeuwen),
/
versteikerke (L364p Meeuwen),
1 deelnemer moet de anderen, die zich ergens verstopt hebben, zoeken.
vərstɛ.kərkə (L364p Meeuwen),
verstoppertje spelen:
verstopperke (L364p Meeuwen),
verstoppertje (L364p Meeuwen),
wegstekertje spelen:
wegstekertje (L364p Meeuwen)
|
Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || Verstekerke: kinderspel. || verstoppertje [SND (2006)]
III-3-2
|
19304 |
vertrouwen |
betrouwen:
bətraywə (L364p Meeuwen),
trouwen:
trouwen (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
vertrouwen:
vertrouwen (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen,
L364p Meeuwen,
L364p Meeuwen),
vərtröjwə (L364p Meeuwen)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)] || vertrouwen
III-1-4, III-3-1
|
34290 |
vertuieren |
omhouwen:
omhø̄u̯ǝ (L364p Meeuwen)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
ps. omgespeld volgens RND!
rampləsant (L364p Meeuwen)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|